Andreas Burnier werd in 1931 geboren in Den Haag als Catharina Irma Dessaur. Als kind voelde Burnier zich niet prettig in haar meisjeslichaam en wilde ze liever een jongen zijn. Vanwege haar Joodse afkomst zat ze van 1942 tot 1945 ondergedoken op zestien verschillende adressen, gescheiden van haar ouders. In de oorlogsjaren gebruikte ze de schuilnaam Ronnie van Dijk.
Na de oorlog wilde Burnier lange tijd niks van haar Joodse komaf weten en richtte ze zich op studie en gezin. In 1949 begon ze aan de studies medicijnen en filosofie in Amsterdam, maar die brak ze voortijdig af. In 1953 trouwde ze met uitgever J.E. Zeijlmans van Emmichoven. Hoewel ze in 1961 van hem scheidde, had het huwelijk haar veel waardevols gebracht. Allereerst haar twee kinderen, en daarnaast de kennismaking met haar schoonvader Willem Zeijlmans van Emmichoven: pionier van de antroposofie in Nederland. De antroposofie ziet de mens als één geheel van lichaam, ziel en geest. Deze filosofie bleef Burnier de rest van haar leven aanhangen.
Na haar scheiding studeerde Burnier filosofie in Leiden en promoveerde vervolgens in de criminologie. In de periode dat ze aan haar proefschrift werkte, vond ze haar eerste vrouwenliefde in Paul Franssen, met wie ze zeventien jaar een relatie zou hebben. Van 1973 tot 1988 was Burnier als hoogleraar criminologie verbonden aan de Katholieke Universiteit Nijmegen, waar ze bekendstond om haar eruditie en tegendraadsheid. Burnier voelde zich ontheemd in Nijmegen. Ze vond er weinig begrip voor haar homoseksuele geaardheid, die voor hoogleraarsvrouwen een reden was om haar geen hand te geven. Zo nu en dan ontsnapte ze naar Den Haag of Amsterdam -–'het vrije westen' –, maar nadat ze aan het einde van haar loopbaan naar het westen was verhuisd bleek het ook daar minder vrij dan gehoopt.
Eind jaren tachtig begon Burnier een hartstochtelijke hang naar het jodendom te ervaren. Deze nieuwsgierigheid deelde ze met de feministische publicist Daniel (Ineke) van Mourik, met wie ze haar laatste negentien jaar samenleefde. Burnier overleed op 71-jarige leeftijd aan een hersenbloeding. Ze is begraven op de Liberaal Joodse Begraafplaats van Hoofddorp.
Burnier was veelzijdig in haar interesses en kwaliteiten. Ze was geïnteresseerd in wetenschap, schrijven en op latere leeftijd in het jodendom: ‘naarmate ik ouder word, wordt de innerlijke rangorde voor mij steeds meer: 1. religie (in niet-kerkelijke zin); 2. kunst; 3. wetenschap. Dat waar het mij “eigenlijk” om gaat, is (…) pure ideeën uitdrukken.’ In haar essay Het joodse levensgevoel (1985) stelde ze dat het het doel van de mens was om ‘het Onbenoembare’ te vinden. Vanuit haar grote belangstelling voor het jodendom begon ze met het leren van Hebreeuws, verdiepte ze zich in klassieke joodse teksten en hielp ze een Joods studiecentrum te verwezenlijken.
Bij het grote publiek is Burnier met name bekend geworden als schrijfster van indringende romans. Voor haar eerste roman Een tevreden lach (1965) ontving Burnier direct de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs. Mede door de vanzelfsprekendheid waarmee in deze roman over homoseksuele voorkeur wordt geschreven, wordt Burnier beschouwd als een van de voorlopers van de homo-emancipatie. In de autobiografische roman Het jongensuur (1969) beschrijft Burnier hoe de Joodse Simone tijdens de Tweede Wereldoorlog moet onderduiken en probeert los te komen van haar meisjeslichaam. Pas in haar laatste roman De wereld is van glas (1997) schrijft Burnier weer voor het eerst over haar Joodse komaf.
- Andreas Burnier
Naast haar werk als romanschrijver en wetenschapper, publiceerde Burnier vele essays, waarmee ze zich in maatschappelijke debatten mengde. Als aanhanger van de antroposofie verzette ze zich bijvoorbeeld tegen de euthanasiewet: de menselijke ziel en geest moesten beschermd worden. Ze stelde euthanasie op één lijn met nazipraktijken en besloot een debat over hulp bij zelfdoding met: ‘Gij zult niet doden.’
Feminisme was een ander vanzelfsprekend thema voor Burnier: ‘Onze cultuur is zo vanzelfsprekend masculinistisch dat men altijd gedaan heeft of het feminisme iets bijzonders was.’ Burnier wordt gezien als een van de voorlopers van de tweede feministische golf, maar dat wil niet zeggen dat Burnier volledig opging in de feministische beweging. Zo weigerde ze abortus, mannenhaat en gebrek aan ambitie als nastrevenswaardige zaken te aanvaarden, wat haar door andere feministes niet in dank wordt afgenomen.
In de biografie Andreas Burnier, metselaar van de wereld (2015) noemt schrijfster Elisabeth Lockhorn Burnier een ‘transgender avant la lettre’ vanwege de worsteling met haar genderidentiteit. Burniers uiterlijk was ondanks kritiek van haar omgeving ‘mannelijk’, met kortgeknipt haar en vaak gekleed in een van haar 55 donkerblauwe pakken met lage zwarte schoenen.
In 1993 ontving Burnier voor haar verdiensten voor de lhbtiq+-gemeenschap de Bob Angelo Penning, in het leven geroepen door het COC om mensen of groeperingen te eren die zich voor de emancipatie van de gemeenschap inzetten. De veelzijdige Andreas Burnier/Ronnie Dessaur verdiende deze penning vanwege haar strijd voor iedereen in een onderdrukte groep: vrouw, Jood, homoseksueel of transgender.
Boekcover Andreas Burnier, metselaar van de wereld door Elisabeth Lockhorn (2015)
Uitreiking Anna Bijns Prijs op het Boekenfeest. Adelheid Roosen (rechts), Karin Bloemen (links) en Andreas Burnier (midden) op het podium tijdens het Boekenfeest georganiseerd door de Anna Bijns Stichting. Foto gemaakt door Ine van den Broek (1986)
Boekcover De huilende libertijn door Andreas Burnier (1981)
Boekcover Een tevreden lach door Andreas Burnier (1965)
Boekcover De litteraire salon door Andreas Burnier (1984)
Nard Besseling en Hugo Verbrugh, Uitgave voor de leden van de Antroposofische Vereniging in Nederland nummer 202. In Motief, mei 2016.
Anet Bleich, Briljante transgender met een vrome Joodse ziel - versie 19 oktober 2020 (geraadpleegd 3 maart 2021).
Elisabeth Lockhorn, Andreas Burnier, metselaar van de wereld (Amsterdam 2015).
Daniel (Ineke) van Mourik, Daniel van Mourik - versie 2017 (geraadpleegd 3 maart 2021).
Klaas Peereboom, Andreas Burnier: Een werker. In Het Parool, 6 maart 1973.
Willem M. Roggeman, Beroepsgeheim 2 – Gesprekken met schrijvers (Den Haag/Rotterdam 1977).
Chris Rutenfrans, Andreas Burnier/C.I. Dessaur / Wat een vrouw!. In Trouw, 29 juni 2006.
Theo Vos en Daniel van Mourik, Biografie en bibliografie - versie 2015 (geraadpleegd 4 maart 2021).