ZAMI ging in 1991 van start als een zelforganiserend initiatief voor en door zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwen om het bewustzijn en de identiteit van zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwen (zmv-vrouwen) in Nederland te vergroten. Anne Krul omschreef ZAMI als ‘een centrum voor educatie en empowerment’.
Het was niet alleen een ontmoetingsplaats, maar ook een archief. Zami maakte bovendien een tijdschrift dat volgens Krul ‘een bindend medium was voor vrouwen van kleur om samen te komen, elkaar te versterken en acties te organiseren’.
In 1995 was Anne Krul een van de samenstellers van de tentoonstelling Onderbelicht: Zwarte, Migranten- en Vluchtelingenvrouwen in Nederland; informatie-uitwisseling in perspectief in het Internationaal Informatiecentrum en Archief voor de Vrouwenbeweging (nu Atria, Kennisinstituut voor Emancipatie en Vrouwengeschiedenis).
De tentoonstelling liet zien hoe zmv-vrouwen hun eigen bevrijdingsstrijd in handen namen. Krul richtte de aandacht ook op zwarte vrouwen die van vrouwen houden; zij hadden veel strijd te leveren:
‘Van het verbeteren van de arbeidsomstandigheden op het werk tot bijvoorbeeld homofobie of racisme in het onderwijs. Het is niet vanzelfsprekend dat zwarte en migrantenvrouwen die van vrouwen houden zich organiseren op seksualiteit op liefdesrelaties.'
Anne Krul organiseerde zich begin jaren negentig echter wel binnen witte instellingen, zoals het COC, die zich hoofdzakelijk of uitsluitend op seksualiteit richtten. Zoals ze uitlegde:
‘Voor mijzelf is het COC belangrijk geweest bij de ontdekking van mijn seksuele geaardheid. Praatgroepen kunnen erg belangrijk zijn voor jongeren. Jonge zwarte potten moeten meer gelegenheid krijgen om zich te ontwikkelen. Ze moeten antwoord vinden op vragen als: “islamitisch en lesbisch zijn, kan dat?” Er zijn veel informele “vriendennetwerken”, maar het is belangrijk niet thuis te blijven zitten. Het gaat erom de witte omgeving van het COC te veranderen. We moeten laten zien dat wij zwarte potten er zijn.’
Hoewel Krul dus actief was in het COC, had ze als binnenstaander kritiek op het witte karakter van de groep. Bovendien had ze binnen de ruimte van het COC Strange Fruit leren kennen. Krul herinnerde zich:
‘Ik zat 3 maanden geleden te werken op het landelijke COC voor de internationale lesbische organisatie ILIS toen ik het geluid van een steelband hoorde. Ik dacht, wat is dat, en ging erheen. Zo belandde ik op het feest van Strange Fruit. Het is een plek waar zwarte potten en flikkers bij elkaar kunnen komen. Dat is uniek.’
Zowel binnen haar activistische organisatiewerk als bij het gelijktijdig archiveren van datzelfde organisatiewerk, was Krul zich bewust van naamgeving en de vraag hoe jezelf te benoemen. In het geval van woorden voor vrouwelijk verlangen van hetzelfde geslacht merkte ze op:
‘Een heleboel vrouwenliefde is gekoloniseerd door witte begrippen. Dat is een van de belangen binnen zwarte en migrantenvrouwen-kringen: [we moeten] putten uit de vrouwenvoorbeelden en vrouwenliefde uit de niet-westerse cultuur. Dat laat zich vaak niet in termen als lesbisch persen.’
In die zin weerspiegelde haar kritiek verschillende zwarte vrouwen en vrouwen van kleur die in die tijd kritiek hadden op westerse termen voor homoseksualiteit.
Tegelijkertijd, en inherent aan het organiseren van zmv-vrouwen, was de vraag hoe je je etnische achtergrond moest benoemen. Zoals Krul uitlegt:
‘Als het om benoemen gaat, denk ik dat wij als zwarte en andere mensen van kleur voor verschillende uitdagingen staan. Wil je je etnische achtergrond onthullen en aangeven? Gebruik je de woorden die je ouders gebruikten voor je etniciteit? Wil je je achtergrond claimen en ook op een politieke manier? En hoe benoem je dan je gender? Wil je de woorden gebruiken die gebruikelijk zijn: man en vrouw en alle andere variaties?’
Naamgeving en zelfbenoeming en de verstrengeling hiervan met andere benamingen creëren uitdagingen en kansen voor activisme en archivering. In de zin zoals Krul het uitlegt, worden sommige aspecten van iemands leven bevestigd en worden andere aspecten soms uitgesloten. Ook zijn archieven niet altijd in staat om nieuwe namen en zelfbenamingen vast te leggen, en soms moeten namen en labels uit het verleden met terugwerkende kracht herschreven worden. Voor Krul blijft het belang van zelfbenoeming echter evident: ‘Ik denk dat zelfdefinitie een politieke daad is, dus ik zou al die definities graag willen horen.'
In 2020 won Anne Krul de Bob Angelo Penning voor haar jarenlange inzet voor lhbti-mensen van kleur.
Portret van Anne Krul met haar cockerspaniël. Gemaakt door Gon Buurman (1987)
Tijdschriftartikel God, wat ben je toch overgevoelig!: (Anne Krul over racisme en zwarte-vrouwenstrijd) door Anna Tuinman voor Ma'dam. Interview met één van de samenstellers van een tentoonstelling over de situatie van allochtone vrouwen in Nederland (1995)
Affiche Strange Fruit. Gemaakt door Brackman & Benjamin (1990)
Tijdschriftartikel Het ongenoegen van Strange Fruit: over 2 Vandaag en 'het racisme van het COC door Ülla Rietveld voor Ma'dam (1996)
Tijdschriftartikel Strange Fruit door Amal Alhaag & Maria Guggenbichler voor Girls Like Us (2016)
Archiving queer of colour politics in the Netherlands: A roundtable conversation/Gianmaria Colpani, Wigbertson Julian Isenia, and Naomie Pieter. Tijdschrift voor Genderstudies, 22 (2019) 2, p. 163-182.
God, wat ben je toch overgevoelig!: (Anne Krul over racisme en zwarte-vrouwenstrijd)/Anna Tuinman ; Anne Krul. Ma'dam, 10 (1995) 3 (jun), p. 19-20.
Strange Fruit. Zwarte homo’s en lesbo’s organiseren zich.