Kees Trimbos en Wijnand Sengers waren beide gepromoveerd in de sociale psychiatrie, en benaderden het onderwerp homoseksualiteit dan ook vanuit het medische perspectief. Als hoogleraren en geneeskundigen – allebei werkzaam vanuit Rotterdam – hadden zij veel invloed. Enerzijds omdat zowel hoogleraren als dokters in de jaren zestig in hoog aanzien stonden (veel meer dan tegenwoordig), anderzijds omdat de opvatting nog heerste dat homoseksualiteit een ziekte was, en op dat gebied dokters dus de deskundigen waren.
Vooral de achtergrond van Trimbos is interessant. Hij werd geboren in een zeer streng katholiek gezin in Brabant en maakte vooral carrière binnen de katholieke beweging voor geestelijke volksgezondheid. Vanuit dit christelijke gedachtegoed had hij in de jaren vijftig homoseksualiteit nog vergelijken met prostitutie, maar na enkele homoseksuelen ontmoet te hebben werd hij vanaf begin jaren zestig een voorstander van de vrije keuze in wie je lief hebt.
Doordat Trimbos in die periode al regelmatig op de radio te horen was en op televisie verscheen, had zijn mening een grote reikwijdte binnen gelovig Nederland. Sengers was geen mediapersoonlijkheid, maar had carrière gemaakt binnen de academische wereld, afdeling Sociale en Preventieve Psychiatrie aan de Erasmus Universiteit.
In 1968 bracht Sengers het boekje Gewoon hetzelfde? uit. Hierin verzette hij zich tegen de heersende psychiatrische opvatting dat homoseksualiteit een ‘ziekte’ was en daarom ‘genezen’ kon worden door een psychiater of een andere dokter. Een revolutionair idee. Door de redenering om te draaien legde hij de nadruk ineens op totaal andere gebieden. Niet meer redeneren vanuit de persoon zelf, maar vanuit de samenleving. Als de maatschappij homoseksuelen dezelfde ruimte biedt als niet-homoseksuelen, ontstaat er bij de persoon zelf een groter gevoel van zelfaanvaarding, waardoor hij zijn persoonlijkheid waarschijnlijk niet meer als een kwaal ziet. Kortom: er hoeft niets genezen te worden als er niets te genezen valt.
In een essay uit 1985 vat socioloog Mattias Duyves het sterk samen. Door middel van een psychosociale benadering wilde artsen als Sengers de nadruk leggen op preventienavigatie. Dit was tegengesteld aan de visie van traditionelere psychiaters, die door middel van een psychopathologische visie de afwijking van de patiënt wilden genezen. Deze sociologische kijk op homoseksualiteit was een volkomen nieuw fenomeen in de jaren zestig. Onderzoek naar homoseksualiteit vanuit dit perspectief werd eind jaren zestig, naast Sengers, gedaan door de Stichting tot Bevordering van Sociaal Onderzoek naar Minderheden (SOM) en het Nederlandse Instituut voor Sociaal-Seksuologisch Onderzoek (NISSO), actief sinds respectievelijk 1965 en 1968.
In 1968 was Trimbos bestuurslid van de Gezondheidsraad, tegenwoordig vooral bekend door haar uitspraken over coronavaccins. In 1968 echter stond een andere vraag centraal. Vanuit de Tweede Kamer was er kritiek ontstaan op artikel 248bis uit het Wetboek van Strafrecht, dat sinds 1911 seksueel contact verbood tussen personen van hetzelfde geslacht als een van de twee jonger was dan 21. Voor heteroseksuelen was deze grens 16 jaar. Er werd besloten om een commissie op te richten vanuit de Gezondheidsraad, waarin ook Trimbos zitting nam. De specifieke vraag die de commissie meegekregen had was of er risico was op ‘verleiding’ van ‘minderjarige’ homoseksuelen door oudere homoseksuelen, waardoor een heteroseksuele oriëntatie niet tot ontwikkeling zou kunnen komen.
Hoezeer het medische perspectief op homoseksualiteit in deze periode nog dominant was blijkt wel uit de samenstelling van de commissie, die eigenlijk volledig uit psychiaters en zenuwartsen bestond. Het woord emancipatie werd nog nergens genoemd. Wel was met de samenstelling van de commissie eigenlijk de conclusie al beklonken. Vrijwel alle psychiaters hadden zich namelijk al voor 1968 kritisch uitgelaten over 248bis. In 1967 had Trimbos in een boek bijvoorbeeld al vermeld dat ‘de enige smet op de nederlandse wetgeving de discriminatie (...) t.o.v. homosexualiteit met minderjarigen is.' Uiteindelijk kwam de Gezondheidsraad in 1969 met een adviesrapport om het wetsartikel te schrappen, maar dit zou pas in 1971 definitief gebeuren.
Kees Trimbos was van 1977 tot 1988 voorzitter van het Nederlands centrum Geestelijke volksgezondheid (NcGv). De organisatie is in 1996 gefuseerd met het Nederlands Instituut voor Alcohol en Drugs (NIAD) tot het Trimbos-instituut, waardoor veel mensen ook nu zijn naam nog zullen herkennen. Hij stierf in 1988 aan de gevolgen van kanker. Wijnand Sengers overleed in 2002. Zijn naam mag dan minder bekend zijn, maar met zijn ideeën over zelfaanvaarding en maatschappelijke acceptatie heeft hij net als Trimbos een bijdrage aan de homo-emancipatie geleverd die van onschatbare waarde is geweest.
Affiche 'Homo-frontatie met Sengers' (1969)
Boekcover Zijn tijd vooruit; in memoriam Wijnand Sengers (2004)
Tijdschrift Dialoog met Sengers (1965)
Jan Willem Duyvendak, 'De thuislanden van de homobeweging.' In de Volkskrant, 18 juni 1994. [Geraadpleegd via Delpher]
Mattias Duyves, 'Bij de meerderjarigheid van homostudies: Nederlandse sociologen over homoseksualiteit 1965-1985.' In Sociologische Gids 5-6 (1985) 332-352.
Gert Hekma & Jan Willem Duyvendak, The Netherlands: depolitization of homosexuality and homosexualization of politics. In David Paternotte & Manon Tremblay, The Lesbian and Gay Movement and the State. Comparative Insights into a Transformed Relationship, 103-117.
J. le Poole, ‘Kees Trimbos, een zachtmoedige rebel’. In Maandblad Geestelijke Volksgezondheid 6 (1988) 698-702.
Klaas Soesbeek, ‘Het wetenschappelijk praten over Homoseksualiteit 1960-1970. Mens mens,Medemens’. In Groniek (1982) 24-30.
Hanneke Westhoff, ‘Trimbos, Cornelis Johannes Baptist Joseph (1920-1988)’. In Biografisch Woordenboek van Nederland (12 november 2013).